Een Weidelijk Ethos

Categorie: Weidelijkheid

Rituelen en Respect: Jachttradities, de weidelijke jager en jachtcultuur nader beschouwd.

Het volgende artikel is in april 2025 gepubliceerd als openingsartikel in ‘De Jager’, het maandblad van de Koninklijke Nederlandse Jagersvereniging. Hieronder vindt u de originele, niet-geredacteerde tekst, zodat deze ook beschikbaar is voor de lezers van mijn weblog. Tevens kunt u via de voetnoten de gebruikte literatuur terugvinden. Onder het kopje ‘bibliografie’ in de header van de website kunt u een uitgebreide literatuurlijst terugvinden.

Een schot rolt door de heuvels, een wild zwijn blijft roerloos liggen in het maanlicht. Even later knielt de schutter naast het zwijn en plaatst een stukje afgebroken groen in de bek van het dier, dat op de rechterzijde wordt gelegd, het hart richting de hemel. Een tweede takje van handpalmgrootte wordt op het hart geplaatst met de afgebroken kant richting de staart. Jagers weten dat het dus om een zeug gaat. Na een overdenking bij het dier haalt de jachthouder het takje door het ‘zweet’ en overhandigt het aan de schutter, die het op de rechterzijde van de hoed plaatst. Het dier wordt ‘in bezit genomen’ vanuit de natuur en terug bij de auto komt de jachthoorn tevoorschijn en het signaal ‘Sau tot’ schalt door de nacht. Laat in de nacht stopt de schutter nog bij een Hubertuskapelletje en hangt daar zijn breuk aan het hekwerk na een kort moment van bezinning. Thuis wordt het zwijn ontweid en de jagers drinken een jachtbittertje, het zogenaamde dooddrinken. Zo verging mij het schieten van mijn eerste wild zwijn. Het was een avond vol spanning, maar ook vol reflectie, rituelen en tradities.

Afbeelding 1: De breuk van de jachthouder en van een jachtvriend bij de lokale Hubertus-kapel, zoals hierboven beschreven, na het schieten van mijn eerste wild zwijn.

Jachtrituelen, symboliek en traditie zijn voor mij van kinds af aan wezenlijk onderdeel van het leven en dus ook van de jacht. Jagen wordt in veel culturen als spiritueel ervaren en voor mij persoonlijk is het jager zijn zeker een spirituele en bewuste levensstijl. Rituelen en tradities brengen deze spirituele beleving en dus ook het bewust leven terug bij de jagende mens. Deze rituelen en tradities liggen ook aan de basis van het weidelijkheidsprincipe, het morele kompas van de jager. Moraaltheoloog Markus Moling stelt dat weidelijkheid geen bijproduct is van het jagen, maar dat jagen juist een bijproduct is van een morele levensstijl.1 Weidelijkheid is dus in feite een ethos, een vorm van handelen die hoort bij een ethische levenswijze in balans met de natuur en de levende wereld.

Traditie en ritueel

De jacht wordt van generatie op generatie overgeleverd, waarbij elke jager gebruiken krijgt aangeleerd door zijn medejagers. Van het gebruik van breuken en het blazen op de jachthoorn tot een kop koffie na de jacht of de samenkomst bij de jachthut, iedere jager en jagersgroep kent bepaalde vaste handelingen die verworden zijn tot tradities. Deze tradities bestaan vaak ook uit rituelen. Rituelen zijn herhaalde gebruiken en handelingen met een diepere betekenis en symboliek. Vaak kan die symboliek alleen begrepen worden door de sociale groep die de rituelen toepast, hier dus de weidelijke jagers, en bakent de sociale grenzen af van het lidmaatschap aan de jagerswereld.2 Een goed voorbeeld daarvan is het gebruik van jagerslatijn, de taal die jagers onderling spreken. De jager spreekt bijvoorbeeld van zweet, lopers, hegen, hals geven en pekelen.

Rituelen zorgen voor sociale binding binnen de groep en ze zorgen dat we onze plaats als jager binnen de wereld, samenleving en geschiedenis kunnen duiden. Ze geven zin aan onze handelingen als jager en op die manier kunnen we verklaren hoe en waarom we jagen. Daarnaast veranderen rituelen en tradities ook steeds en zijn aan de huidige tijdsgeest onderhevig. Ze spelen vooral een belangrijke rol bij emotionele en ingrijpende gebeurtenissen in het leven, met name gebeurtenissen waar we weinig controle over kunnen uitoefenen. De dood is bijvoorbeeld altijd sterk omkleed met rituelen. Leven en dood en het begrijpen van onze plaats als mens binnen de natuur en het ecosysteem zijn uiteraard hoofdthema’s binnen de jacht. Het doden van een levend wezen is altijd traumatisch voor een mens, bewust of onbewust.3 Het komt binnen. Ritueel biedt dan houvast en zingeving. Niet voor niets spelen ritueel en tradities dan ook een belangrijke rol in veel inheemse culturen die gebaseerd zijn op een afhankelijkheid van jacht.

Quid pro Quo

De vroegste vormen van jacht door onze voorouders in het paleolithicum, mesolithicum en de rest van de prehistorie tonen vooral hoe de jacht een gezamenlijke inspanning was, waaruit ook een goede vorm van sociale organisatie blijkt. Grotschilderingen van jachtdieren en de resten van jachtwapens, jachtkampjes, slachtplekken en killsites geven ons een inkijk in de jachtbeleving van onze voorouders, naast de gebruiken die bij veel inheemse natuurvolkeren nog worden nageleefd in de huidige tijd. Mensen die door jagen in balans leven met de natuur ontwikkelen een gezonde eerbied voor de onverschilligheid van de natuur en de gevaren van de jacht. Spirituele voorbereiding op de jacht en het willen beïnvloeden van de jachtdieren of afsmeken van de natuur zijn vaak het hoofdthema van jachtrituelen.4 Daarnaast zijn de rituelen ook een uiting van dankbaarheid en respect voor de natuur en van verzoening met de gedode dieren.

Het idee dat geen enkel levend wezen wil worden gedood leidt vanzelf tot een gevoel van schuld bij de bewuste jager. “Quid pro quo”: voor wat, hoort wat.5 Veel jachtculturen kennen daarom verzoeningsgebruiken. De letzter bissen, het groen dat als verzoeningsoffer in de bek van een geschoten dier wordt geplaatst, is daarvan een goed voorbeeld. Het ritueel begraven van bijvoorbeeld het hart of een hoef van een dier op een bepaalde feestdag zou ervoor zorgen dat dieren weer spiritueel worden teruggegeven aan de natuur.6 Vaak is daarbij een bepaalde figuur, vaak een geest, godheid of heilige als ‘meester der dieren’ aangewezen. In onze christelijke traditie kennen we die ook, bijvoorbeeld Sint Hubertus. De jaarlijkse Hubertusvieringen rond 3 november dienen nog steeds als een smeekbede voor een veilige en goede jacht en als een ritueel waarin de jagers toestemming vragen om de goddelijke schepping te mogen benutten. Godinnen als Diana/ Artemis zijn nog steeds populair in de Europese traditie, de Sámi kennen Possjoakka als jachtgod en de Germaans-Keltische traditie kende bijvoorbeeld de godin Arduinna, aan wie de Ardennen mogelijk hun naam ontlenen.

Afbeelding 2: Jachttraditie. Op mijn jachthoed draag ik o.a. een Hubertusspeldje en de veer van mijn eerst geschoten Nijlgans, maar ook een veertje van een Vlaamse Gaai dat ooit op de jachthoed van mijn vader zat en een jachthoorntje om aan te geven dat ik jachthoornblazer ben.

Aan de meester of meesteres der dieren moet dus toestemming worden gevraagd om te mogen jagen. Via rituelen, bijvoorbeeld een dans of een zweetsessie in een sauna of zweethut worden jagers voorbereid op de jacht en na de jacht ook weer ritueel gereinigd. Dat brengt ook weer bezinning en reflectie met zich mee en helpt de jagers omgaan met conflicterende emoties rond het jagen. De meester der dieren personifieert uiteindelijk de ethische regels die nodig zijn om op een verantwoorde, morele wijze te jagen. Die regels voorkomen stroperij en overbejaging. Ons weidelijkheidsprincipe is hiermee te vergelijken.

Bloed, bestraffing en eerbied

Verzoeningsgebruiken lijken ver terug te gaan in de menselijke geschiedenis en zijn waarschijnlijk even oud als de eerste jagende mensen. Ze zetten ook aan tot een eerbiedige omgang met het wild, zowel levend als na het schot. Hart, kop, en vooral bloed van een dier worden gezien als de heilige levenskracht van het dier en vragen dus om een speciale behandeling. Een jachttraditie die we tegenwoordig nog kennen en die waarschijnlijk ook eeuwen oud is, is het zogenaamde ‘bloedigen.’ Nadat een jager zijn of haar eerste dier heeft geschoten, tegenwoordig vaak grofwild, wordt het bloed van het dier in het gezicht van de jager gesmeerd. Het is een rite de passage, een overgangsritueel van niet-jager naar jager dat we in veel jachtculturen terugzien. Het is in Europa gebruikelijk dat er drie kruisen op het gezicht worden gemaakt, op beide wangen en het voorhoofd. Dit staat symbool voor het hert met een kruis tussen de geweistangen uit de Christelijke Hubertuslegende. Het verschijnen van zo’n legendarisch dier dat namens een godheid spreekt komen we ook weer in veel jachtculturen tegen.

Het curée-ritueel uit de Middeleeuwse parforcejacht is ook een bloedritueel, waarbij de ingewanden van een gedood dier aan de honden worden gegeven na het ontweiden in het veld. Het bloed van het dier werd daarbij vaak vermengd met brood en de kop en het hart van het dier werd met respect behandeld. Het gold als beloning voor de honden, maar was daarnaast vooral een ritueel van dank aan het dier en aan de meester der dieren of aan God. Het ritueel toont immers een sterke gelijkenis met het Christelijke ritueel van de Eucharistie, waarbij brood en wijn veranderen in het allerheiligste: lichaam en bloed van Christus.7 Bij de huidige jacht te paard, vooral in de Britse en Franse traditie, krijgen de honden nog steeds tijdens hoorngeschal pens te eten als curée na een succesvolle jacht, waarbij alle jagers aanwezig zijn in een moment van bezinning.

Afbeelding 3: De Curée, uit het veertiende/vijftiende eeuwse ‘Livre de la Chasse’ van Gaston Phébus, de graaf van Foix-Bearn (1331-1391). © Bibliothèque nationale de France.

Een ander oud gebruik is het bestraffen van een ‘slechte’ jager. In de Amerikaanse, Zuid-Afrikaanse en Australische jachttraditie wordt er bijvoorbeeld een stuk van het hemd afgeknipt als vorm van ‘bestraffing’ wanneer men een dier aanschiet of mist. In Duitsland kent men het ’Jagdgericht’, waarbij de jager zich in een schijnrechtszaak moet verantwoorden voor de medejagers en de geschoten dieren. Als boetedoening moet hij bijvoorbeeld een rondje geven of een ludieke opdracht vervullen. De schaamte dragen van zijn daden ten overstaan van zichzelf en de andere jagers weegt natuurlijk zwaarder op het geweten. Vroeger werd de jager vaak fysiek bestraft door een klap op het achterwerk met de platte kant van een jachtmes of weidblad, soms liggend over een dood dier. Dit soort gebruiken zijn tegenwoordig vanuit ethisch en hygiënisch perspectief uiteraard niet langer houdbaar, net zoals bijvoorbeeld het oude gebruik van het rauw eten van hart of lever van een geschoten dier. Rituelen evolueren, zoals gezegd, altijd mee met de huidige tijdsgeest.

De taal van de breuken, afgebroken (en dus niet afgesneden) takken die als geleidingstekens worden geplaatst, kennen we in Nederland vrijwel niet meer. In de Duitse en Oostenrijkse jachtopleiding wordt er nog uitgebreid aandacht aan besteed. De ‘inbezitnamebreuk’ op de hoed, zoals eerder beschreven, kennen we daarentegen wel. Ook de ‘feestbreuk’ die op feestdagen op de linkerzijde van de hoed wordt gedragen zien we nog terug. De ‘treurbreuk’ is een variatie hierop die gebruikt wordt bij bijvoorbeeld een overlijden, waarbij de bladeren naar de binnenzijde van de hoed zijn gekeerd. Het overhandigen van de breuk kennen veel Nederlandse jagers van de Duitse gezelschapsjachten. Dat hoort traditioneel plaats te vinden vanaf het blad van een jachtmes, maar vaak wordt de breuk ook met de hand overhandigd. Het is een moment van respect en bezinning. Men hoort dus bijvoorbeeld niet te applaudisseren.

Het tableau uitleggen volgens specifieke regels en rangorde is ook een traditie die we in Nederland kennen, vooral vanuit de Duitse traditie. Vroeger werden de dieren vaak in rijen neergelegd of op een boerenkar of stellage uitgestald na de jacht. Vaak liggen de dieren tegenwoordig op dennentakken en op de hoeken van het tableau staan fakkels of vuurkorven. Het tableau biedt de jagers reflectie over de jachtdag en is een eerbetoon aan de organisatoren en aan de dieren zelf. De succesvolle schutters en jachthonden krijgen een breuk uitgereikt en als laatste daad van verzoening wordt het wild ‘doodgeblazen’ op de jachthoorn. Het aansluitende samenzijn van jagers zorgt dan voor verbinding en het verwerken van de jachtdag in het samenzijn van gelijkgestemden. Ook hier komt uiteraard het jagerslatijn terug in de vorm van sterke verhalen en jachtavonturen.

Jachttraditie in Nederland

Hoewel er tal van sporen van jachttraditie terug te vinden zijn in ons land, kent Nederland weinig cultuureigen jachttradities. De eendenkooi en het maken van houten lokeenden en broedkorven zijn daarnaast wel een stukje Nederlands jachterfgoed. Ook het unieke jachthuis Sint Hubertus en jachtlandschappen op landgoederen, zoals sterrenbossen en de historische jachtpaden en dreven op bijvoorbeeld de Veluwe zijn cultuurhistorische en materiële uitingen van jachttraditie en jachtcultuur die we in Nederland terugzien. Op het gebied van tradities en rituelen is vooral leentjebuur gespeeld bij buurlanden. De jacht was van oudsher een adellijk voorrecht en de symboliek en tradities werden dan ook vaak bepaald door de machthebbers zoals de vorstenhuizen en het hof.

We mogen er vanuit gaan dat de vroegste bewoners van de Lage Landen er verschillende jachtrituelen op nahielden zoals die nog bestaan bij inheemse volkeren die verbonden zijn met de jacht. De hoofse middeleeuwse parforcejacht te paard en de valkenjacht dienden voornamelijk als krijgsoefening en als vertoon van pracht en praal. Vooral het eren van de honden en jachtvogels en het uiten van dynastieke macht stonden centraal. De curée, zoals hierboven genoemd en het verdelen van de buit waren echter complexe rituelen waarbij zowel de aanwezigen als de natuur werden geëerd. De moderne jachthoorn en jachttermen als halali vonden vanuit deze traditie hun weg naar onze jachtcultuur. Door huwelijken met het Britse koningshuis in de 17e en 18e eeuw en met name onder stadhouder Willem III als koning van Engeland, werden Britse tradities ingevoerd in de Nederlandse jachtcultuur, vooral door de adellijke Bentincks.8 Terwijl Nederland in rap tempo ontbost werd, werden juist nieuwe bossen en wildbanen aangelegd voor de jacht, bijvoorbeeld rond de huizen Velder, Middachten en het Loo.

Afbeelding 4: Koning-Stadhouder Willem III op jacht op het Loo (1696), door Dirk Maas 1659-1717).
National Gallery of Ireland.

Het element van good sportsmanship vond ook zijn weg naar Nederland, een nieuwe impuls voor het weidelijkheidsdenken. De jacht kreeg namelijk een sportelement. Het wild kon makkelijker ontkomen en de jager moest dus goed te werk gaan om succes te behalen. Rond het begin van de twintigste eeuw, met name onder invloed van prins Hendrik, vond de Duitse jachtcultuur zijn weg naar Nederland, waaronder de Duitse weidelijkheidsprincipes, het dragen van loden jachtkleding en de Duitse jachthoorns als de Fürst-Pless en de Parforcehoorn die de Franse trompe de chasse grotendeels vervingen. Ook het echtpaar Kröller-Müller introduceerde de Duitse jachtsymboliek verder in het Nederlandse jagerswezen.

Tijdens het Nationaal-Socialistisch regime van de jaren ’30 en ‘40 werden de Duitse jachtsymboliek en – gebruiken in opdracht van Hermann Göring opnieuw vastgelegd door Walter Frevert.9 Ook de jachtbitter Jägermeister (toen bekend als Göringschnapps), met het waidmanssheil-motto van Oskar von Riesenthal op het etiket, zag het licht. Ondanks dat Frevert één van de kornuiten van Göring was, geldt zijn werk nog steeds als de belangrijkste literatuur op het gebied van Duitse jachttradities, al is de nationaalsocialistische inhoud uiteraard opgeschoond en verwijderd. Het werk van Frevert is in deze historische en ideologische achtergrond natuurlijk problematisch, maar anderzijds heeft het wel geleid tot het een bundeling van bekende gebruiken en tradities die op zichzelf al veel ouder zijn. Het zorgde vooral voor een nieuwe, na-oorlogse impuls in het weidelijkheidsdenken en het zoeken naar een weidelijke jachthouding met bijbehorende uitingen van respect voor, en begrip van, de schepping en alles wat daarin leeft. Het boek ‘de Ware Weidman’ door Friedrich Hülle is daarvan een goede uiting.10 Vanuit die weidelijkheidsgedachte willen we als jagers ethisch en verantwoord omspringen met de natuur en de levende wereld.

Afbeelding 5: Foto van Oberforstmeister Walter Frevert uit zijn boek ‘Abends bracht’ich reiche Beute’ (1963). Hoewel hij een Nationaal Socialist was met flinke wandaden op zijn kerfstok, was zijn jachtgerelateerde werk vormend voor een nieuwe, na-oorlogse, ethische beschouwing van het jagerswezen en de opname van weidelijke regels in de jachtwet.

Heden en toekomst

Een laatste jachttraditie die we in het huidige digitale tijdperk zien op sociale media is het Erlegerbild of de trofeefoto. De jager staat daar vaak op met een geschoten dier als herinnering aan de jachtdag. Ik ben van mening dat zulke foto’s alleen voor privégebruik zijn en vanuit goede beeldetiquette niet op de sociale media thuishoren. De foto verwordt dan al snel van een respectvolle herinnering tot een roep om aandacht en prestige. Wilt u toch zo’n foto delen, zorg dan dat deze eerbied uitstraalt. De jager is niet aanwezig op de foto of deze heeft een ingetogen houding en zit nooit op of tegen het dier. Het dier ligt in zijn natuurlijke omgeving, respectvol geplaatst op de juiste zijde met het hart naar de hemel, liefst met bijbehorende breuken.11 Het geweer hoort bij de jager en ligt dus ook niet tegen of op het dier.  Besef u altijd dat gebruikers van sociale media, waaronder veel jagers, niet zitten te wachten op afbeeldingen van dode dieren en dat iedereen toegang heeft tot deze afbeeldingen.

Vooral in deze huidige tijd waarin de houding van de jager sterk onder het vergrootglas ligt is het belangrijk dat we ons als jagers afvragen waarom we jagen en hoe. We beschikken over steeds meer voordelen ten opzichte van het wild, zoals warmtebeeldkijkers en wildcamera’s. De weidelijkheidsethiek vraagt juist dat we ons als jager beperken, het wild verzorgen en vooral genieten van de verbinding met de levende wereld om ons heen. Rituelen en tradities van verzoening, respect en (zelf)reflectie spelen daarin een uitermate belangrijke rol en evolueren verder naast de huidige jachtpraktijk. Ze verbinden de jager met de leefwereld en de belevingswereld, zijn een uiting van professionaliteit en van bevlogenheid met de jacht en de jachtcultuur en liggen ten grondslag aan een ethische, weidelijke levenshouding.

  1. Moling 2020, Wie wir Jagen wollen. ↩︎
  2. Iltis 2012, Ritual as the creation of social reality. ↩︎
  3. Seitz 2010, Hunting for meaning. ↩︎
  4. Zie ook Magometschnigg 2008, Jagdkultur: Weidgerechtigkeit, Kunst & Brauchtum. ↩︎
  5. Duerr 2010, The fear of the lord.
    Ortega y Gasset 2007, Meditations on hunting.
    Vitali 2010, But they can’t shoot back. ↩︎
  6. Duerr 2010. ↩︎
  7. Pattison 2016, Do not Give that which is Holy to Dogs. ↩︎
  8. Zie ook Wittenboer & Lane 2021, Uitvinding van tradities? ↩︎
  9. Frevert 2020, Jagdliches Brauchtum und Jägersprache. ↩︎
  10. Hülle 1944. De ware weidman. ↩︎
  11. De linkerzijde ligt niet alleen naar de hemel vanwege de plek van het hart binnen het lichaam, maar ook omdat het dan met de rechterzijde verbonden blijft met de bodem waarop het dier leefde. De rechterzijde wordt in veel culturen beschouwd als de ‘goede’ of ‘juiste’ zijde van het lichaam (zie o.a. Magometschnigg 2008). ↩︎

Wat is plezierjacht?

Ik kreeg afgelopen week van iemand de vraag of ik een professionele jager ben of een jager die “alleen maar aan plezierjacht” doet. Mijn antwoord daarop was vrij eenvoudig. Ik zei dat iedereen die jaagt een professionele jager hoort te zijn en dat ethisch jagen daarbij de grootste drijfveer moet zijn. Het is in ieder geval mijn persoonlijke drijfveer, dat moge blijken uit deze weblog.

Veel mensen die niet bekend zijn met de jacht maken bovengenoemde tweedeling op basis van aannames: enerzijds zijn er in hun beleving ‘betaalde beroepsjagers’ en anderzijds de ‘hobby- of plezierjagers’. De term ‘plezierjacht’ wordt door de anti jachtlobby gebruikt als denigrerende term, naast vermaakjacht of hobbyjacht. Deze termen impliceren, vooral naast de negatieve beeldvorming die eraan gekoppeld wordt, dat jagers puur ter vermaak de bossen en velden in trekken om hobbymatig dieren “aan flarden” te schieten.1

‘Plezierjacht’ is dus een term die gebruikt wordt om jagers neer te zetten als mensen die expliciet plezier halen uit het doodmaken van levende wezens. De stap naar psychopaten, moordenaars en domme bruten wordt dan ook snel gemaakt door tegenstanders van de jacht. Ik heb de term ‘plezierjacht’, die in mijn directe beleving overigens eerder verwijst naar een vaartuig, ook lange tijd gehekeld vanwege de negatieve connotatie. Maar waarom eigenlijk? Jagen en het jager zijn brengen mij immers plezier. Waarom zou ik die term dan juist niet omarmen?

Allereerst, ik kan het niet vaak genoeg benadrukken, gaat het jager zijn niet alleen over jagen. Jagen is de handeling waarbij je met een geweer ter hand op jacht gaat om daadwerkelijk een dier te doden. Het is daarbij overigens niet de handeling van het doden zelf die mij plezier brengt. De trekker overhalen blijft voor mij immers altijd een moeilijk moment. Of zoals filosoof en bio-ethicus T.R. Kover stelt: “Als jagen puur over doden zou gaan, werkten alle jagers wel in een slachthuis”.2 Ik beleef tijdens de jacht wel plezier aan de spanning van de jacht, het in het veld zijn en de verbondenheid met de levende wereld om me heen. Juist dit laatste is iets wat bij alle ethische jagers en jachtfilosofen de belangrijkste drijfveer is voor het jager zijn.3

Jager zijn gaat echter niet alleen over jagen, maar ook over biotoopbeheer, over observatie en waarnemen, over ecologie, over spirituele en directe verbondenheid met het ecosysteem en de levende wereld om ons heen, over populatiebeheer, over het beperken van botsingen tussen de mens en wilde dieren, over educatie, over levensvragen, over zo veel meer dan het daadwerkelijk op jacht gaan. 4 Jager zijn maakt mij persoonlijk bewust van onze eigen rol in het ecologische en biologische geheel en confronteert me met de eindigheid en kwetsbaarheid van onze leefwereld en onze levens.

Bewust deel uitmaken van mijn leefwereld is voor mij het belangrijkste doel in leven. Wilde dieren levend en in goede gezondheid zien is wat mij echt plezier brengt. Ik weet echter ook, mede door het jager zijn, dat de natuur vol lijden is en dat de natuur niet hard is, maar wel onverschillig. Het voorkomen van lijden bij wilde dieren door zwakke en zieke dieren, oude en aftakelende dieren of dieren die gewond zijn te schieten en het voorkomen van  verkeersslachtoffers en inteelt brengen mij ook weer oprechte voldoening, al gaat het soms gepaard met de dualiteit van het bewust nemen van een leven. Dat is niet iets dat je ‘zomaar’ doet omdat het vermaak biedt.

De jacht is in mijn ogen absoluut geen ‘hobby’ of vermakelijk tijdverdrijf, ondanks de recreatieve waarde van de jacht. Jager zijn is een bewuste levenshouding die vraagt om een kritische zelfbeschouwing en een sterke, op ethiek gerichte morele kompas. Ethiek is datgene waardoor de mens, en dus ook de jager, zichzelf bewust beperkt en matigt in zijn of haar handelen. Het is de drijfveer voor het jager zijn en datgene dat een jager tot een professional maakt, tot een vakkundige specialist. Een jager is elke minuut van de dag jager, leert altijd bij en haalt zijn of haar voldoening uit het bewust doorgronden van de levende wereld, ook buiten het jagen om.

Op die manier wordt het jager zijn een vrijwillige taak die met passie en levensvreugde wordt uitgevoerd door mensen in hun vrije tijd, naast hun baan. Hun betaling uit zich in dat wat ze oogsten, zowel de eigenlijke jachtbuit (vlees, huid, bot, de trofee en de producten van het dier) als de vruchten van hun handelen (gezonde populaties en gezonde dieren, voorkomen van landbouwschade, levenservaring, kennis, inzicht). Ze halen voldoening uit het genot van het buitenleven, de directe verbinding met de natuur, de kameraadschap van het jagen, het professioneel samenwerken met de hond, het altijd blijven leren in het veld en ook de mentale en spirituele rust die het jager zijn met zich mee brengt. Daar kan geen financiële compensatie tegenop.

Plato en Aristoteles in de Scuola d’Atene (door Raphael), Vaticaanse musea, Rome.
(Foto door auteur, 2008.)

Ethiek is de sleutel tot bewust en doelgericht jagen, het vormt de weidelijke jager en zorgt ervoor dat de jager zichzelf constant bevraagt, test en beperkt. Aristoteles zette in zijn Ethica Nicomachea al uiteen dat het vermogen tot ethisch denken en het ethisch verantwoord handelen de mens plezier schenkt. Oftewel: ethiek is datgene waaraan de mens oprecht plezier beleeft.5 In dat opzicht is een ethische jager dus toch een ‘plezierjager’, maar niet in de negatieve zin van het woord. Toch vermijd ik de term nog vaak, omdat ik door onwetenden waarschijnlijk in een negatief hokje zal worden geplaatst. Die onwetendheid is volgens Plato, naast wie Aristoteles in de Vaticaanse musea is afgebeeld, de echte bron van alle kwaad.6

  1. Zie bijvoorbeeld de negatieve berichtgeving door Animal Rights. ↩︎
  2. Kover 2010. ↩︎
  3. Zie o.a. Dahles 1997, Kowalsky 2010, Leopold 1989, Moling 2020, Ortega y Gasset 2007. ↩︎
  4. Kover 2010. ↩︎
  5. Moling 2020. ↩︎
  6. Zoals o.a. uiteen gezet in de Politeia. ↩︎

Waidmannsheil?

Als amateur ethicus verdiep ik me graag in filosofie en ethiek. Gegronde jachtethiek is voor mij dan ook de basis waaruit ik jaag. Deze jachtethiek uit zich in het weidelijk jagen, waaraan ik op deze weblog uitgebreid aandacht wil besteden. Niet voor niks is de ondertitel van Bewust Jager: “een weidelijk ethos.” Als inleiding op volgende blogs over het thema weidelijkheid wil ik allereerst graag kort stilstaan bij de Duits-Oostenrijkse jagersgroet ‘waidmannsheil.’
Een ‘waidmannsheil’  wordt geuit tussen jagers die het veld ingaan, als succeswens, of bij een geslaagde jacht, wanneer een jager een dier weidelijk geschoten heeft. Het is een groet die niet te pas en te onpas gebruikt dient te worden. Zo gebruikt men de groet bijvoorbeeld niet buiten jachtaangelegenheden. Ook groet men elkaar bijvoorbeeld niet in de kroeg met ‘waidmannsheil.’ De nadruk ligt op de weidelijke boodschap van het jagen, de groet en gelukswens van de ene ‘waidmann‘ aan de andere.

Een ‘waidmann’ of ‘weidmann’, is een jager die de ‘weidgerechte’ jachtethiek hoog in het vaandel heeft staan. De etymologische oorsprong ligt waarschijnlijk bij het woord ‘Weide‘, dat zowel kan staan voor het veld op zichzelf, als voor het benutten van veld en dier als voedsel en bestaansmiddel.1 De term ‘weidgerechtigkeit‘ gaat terug tot de 13e of 14e eeuw en verwijst naar de weidelijkheid als deugd en als vorm van deugdzaam handelen.2 Oorspronkelijk waren de waidmänner beroepsjagers van lagere stand die zich organiseerden in een gilde om zich af te zetten tegen de adellijke vorm van jacht, waarbij het ging om de ‘kill’, de pracht en praal en het binnenhalen van een rijke buit. Bij de waidmann ging en gaat het echter om de passie voor de levende natuur en de respectvolle omgang daarmee op basis van diepgaande kennis, kunde en begrip. Volgens Heidi Dahles is de ware waidmann dan ook een weidelijk jager die leeft volgens een strikte erecode die is ontstaan uit overlevering en traditie.3 De waidmann draagt weidelijkheid uit via zijn of haar denken en doen, waarbij tradities en rituelen net zo belangrijk zijn als de respectvolle omgang met al wat leeft.

Het regent op de sociale media vaak WMH’s en ‘WMD’s.’4 Ik kom ze te pas en te onpas tegen op het internet. Onder elk bericht van een succesvol afschot regent het meteen WMH’s en WMD’s, afkortingen als een uitwas van onze snelle digitale cultuur. Dat stuit mij persoonlijk vaak tegen de borst, omdat een waidmannsheil een oprechte jagersgroet is die vanuit het hart dient te komen en die direct geuit wordt tussen weidelijke jagers. Een waidmannsheil wens je elkaar persoonlijk en dan vooral wanneer je elkaars jachtgerichte handelen als weidelijk beschouwt. Het heeft te maken met een stukje wederzijds persoonlijk respect en erkenning en de groet dient dan ook oprecht en vanuit het hart te komen. De snelle afkorting ‘WMH’ vind ik dan ook absoluut geen recht doen aan de groet en ik zal deze dan ook altijd voluit typen, maar veel liever persoonlijk en mondeling overbrengen, al dan niet met een verdiende handdruk.

Maar hoe hoort het dan eigenlijk? Laten we eerst kijken naar de spelling. We komen naast ‘waidmannsheil‘ ook vaak ‘weidmannsheil‘ tegen. Dat heeft niets te maken met een Nederlandse spelling, maar met lokale spelling en traditie. Zo wordt in Südtirol bijvoorbeeld ‘waidmannsdonk’ vaak gebruikt. Ook de spellingen weydmannsheil, waydmannsheil en weidmansheil komen voor. Volgens de Duitse Duden spellinggids heeft weidmannsheil de voorkeur. Dit is historisch gezien ook de oudste schrijfwijze. Waidmannsheil lijkt oorspronkelijk uit de Beiers-Oostenrijkse en Oost-Frankische hoek te komen en deze schrijfwijze werd in 1934 in de Duitse jachtvoorschriften overgenomen.5 Bijzonder daarbij is dat tegenwoordig de spelling met ‘ei‘ vooral in het oosten en zuiden van Duitsland en in Oostenrijk gebruikt wordt en de spelling met ‘ai‘ in het noorden en westen, dus precies omgekeerd. Walter Frevert (1897-1962), wiens werk nog steeds wordt gezien als bepalend op het gebied van Duitse jachtgebruiken, gebruikt voornamelijk waidmannsheil. Uiteindelijk ligt het aan de jager zelf welk schrijfwijze hij of zij prefereert, er is geen goed of fout.

Zo komen we aan bij de gebruiksnorm van de termen waidmannsheil en waidmannsdank. Hoe en wanneer worden de termen correct gebruikt?

  • Als groet en gelukswens tussen jagers onderling: Wanneer twee jagers (herkenbaar gekleed als jager) elkaar treffen kort voor, tijdens of na de jacht of wanneer ze beiden op jacht gaan of van de jacht terugkomen groeten ze elkaar met een waidmannsheil. Het antwoord is dan dus ook “waidmannsheil.”
  • Als onderlinge gelukswens op de jacht. Wanneer jagers samen het veld ingaan en vervolgens opsplitsen om bijvoorbeeld op verschillende hoogzitten te gaan zitten, dan wensen ze elkaar waidmannsheil.
  • Als groet en gelukswens tussen een niet-jager en een jager. Onder een niet-jager valt ook een jager die niet herkenbaar gekleed is als jager of een jager die niet het veld ingaat of die niet direct bezig is met jagen. De niet-jager wenst de jager een waidmannsheil die wordt beantwoord door de jager met een waidmannsdank. Is de niet-jager uitgerust met een verrekijker, dan kan de jager ook antwoorden met “goede aanblik”.6
  • Als felicitatie van een medejager. Wanneer twee jagers elkaar treffen na een succesvolle jacht of een succesvol schot, dan groet men de succesvolle jager met een waidmannsheil. De succesvolle jager antwoordt dan met waidmannsdank.
  • Als felicitatie van de jachtleider. Wanneer een succesvolle jager van de jachtleider een buitbreuk (een afgebroken tak van handpalmgrootte) overhandigd krijgt (traditioneel vanaf het lemmet van een jachtmes), dan wordt de jager gefeliciteerd met een waidmannsheil. De jager antwoordt dan ook met waidmannsdank.
  • Als dank aan een hondengeleider. Wanneer er een hond of zweethond aan te pas komt om een geschoten dier ‘binnen te brengen’, dan overhandigt de schutter de hondengeleider een breuk en bedankt hem of haar en de hond met een waidmannsdank. De hondengeleider antwoordt dan de schutter met een waidmannsheil en plaatst vervolgens de breuk in de halsband of het tuigje van de hond.
  • Als dank bij direct met de jacht gerelateerde bezigheden, zoals een jachtuitnodiging, mag een jager een waidmannsdank uitspreken.

Waidmannsheil wordt dus altijd gebruikt in een directe jachtcontext en wordt dus niet gebruikt om een brief of e-mail mee af te sluiten en ook jagers die elkaar buiten de jacht tegenkomen (dus ook tijdens bijvoorbeeld een Hubertusviering) groeten elkaar niet met een waidmannsheil. Ook wordt waidmannsheil absoluut niet gebruikt bij het uitbrengen van een heildronk. Het moge duidelijk zijn dat het een ethisch en symbolisch beladen term is die niet lichtzinnig dient te worden gebruikt. Mede daardoor vind ik de ‘WMH’ afkeurenswaardig. Beter is dus een voluit geschreven ‘waidmannsheil‘ of ‘weidmannsheil.‘ De beste optie is om de succesvolle jager persoonlijk te spreken, dan wel op te bellen, en mondeling en direct deze jachtgroet met passie en oprechtheid over te brengen.

  1. Dahles 1987; Kemperman 2021, 17-18; Molin 2020, 108; Paul 2022, 10. ↩︎
  2. Molin 2020, 108. ↩︎
  3. Dahles 1987. ↩︎
  4. WMH als afkorting van ‘waidmannsheil‘ en WMD als afkorting van ‘waidmannsdank.’ ↩︎
  5. Lindner 1979, 68; Paul 2022, 10. ↩︎
  6. In het Duits: “Guter Anblick”, naar: Herberstein 2008, 188. ↩︎

© 2025 Bewust Jager

Thema gemaakt door Anders NorenBoven ↑