Ik kreeg afgelopen week van iemand de vraag of ik een professionele jager ben of een jager die “alleen maar aan plezierjacht” doet. Mijn antwoord daarop was vrij eenvoudig. Ik zei dat iedereen die jaagt een professionele jager hoort te zijn en dat ethisch jagen daarbij de grootste drijfveer moet zijn. Het is in ieder geval mijn persoonlijke drijfveer, dat moge blijken uit deze weblog.

Veel mensen die niet bekend zijn met de jacht maken bovengenoemde tweedeling op basis van aannames: enerzijds zijn er in hun beleving ‘betaalde beroepsjagers’ en anderzijds de ‘hobby- of plezierjagers’. De term ‘plezierjacht’ wordt door de anti jachtlobby gebruikt als denigrerende term, naast vermaakjacht of hobbyjacht. Deze termen impliceren, vooral naast de negatieve beeldvorming die eraan gekoppeld wordt, dat jagers puur ter vermaak de bossen en velden in trekken om hobbymatig dieren “aan flarden” te schieten.1

‘Plezierjacht’ is dus een term die gebruikt wordt om jagers neer te zetten als mensen die expliciet plezier halen uit het doodmaken van levende wezens. De stap naar psychopaten, moordenaars en domme bruten wordt dan ook snel gemaakt door tegenstanders van de jacht. Ik heb de term ‘plezierjacht’, die in mijn directe beleving overigens eerder verwijst naar een vaartuig, ook lange tijd gehekeld vanwege de negatieve connotatie. Maar waarom eigenlijk? Jagen en het jager zijn brengen mij immers plezier. Waarom zou ik die term dan juist niet omarmen?

Allereerst, ik kan het niet vaak genoeg benadrukken, gaat het jager zijn niet alleen over jagen. Jagen is de handeling waarbij je met een geweer ter hand op jacht gaat om daadwerkelijk een dier te doden. Het is daarbij overigens niet de handeling van het doden zelf die mij plezier brengt. De trekker overhalen blijft voor mij immers altijd een moeilijk moment. Of zoals filosoof en bio-ethicus T.R. Kover stelt: “Als jagen puur over doden zou gaan, werkten alle jagers wel in een slachthuis”.2 Ik beleef tijdens de jacht wel plezier aan de spanning van de jacht, het in het veld zijn en de verbondenheid met de levende wereld om me heen. Juist dit laatste is iets wat bij alle ethische jagers en jachtfilosofen de belangrijkste drijfveer is voor het jager zijn.3

Jager zijn gaat echter niet alleen over jagen, maar ook over biotoopbeheer, over observatie en waarnemen, over ecologie, over spirituele en directe verbondenheid met het ecosysteem en de levende wereld om ons heen, over populatiebeheer, over het beperken van botsingen tussen de mens en wilde dieren, over educatie, over levensvragen, over zo veel meer dan het daadwerkelijk op jacht gaan. 4 Jager zijn maakt mij persoonlijk bewust van onze eigen rol in het ecologische en biologische geheel en confronteert me met de eindigheid en kwetsbaarheid van onze leefwereld en onze levens.

Bewust deel uitmaken van mijn leefwereld is voor mij het belangrijkste doel in leven. Wilde dieren levend en in goede gezondheid zien is wat mij echt plezier brengt. Ik weet echter ook, mede door het jager zijn, dat de natuur vol lijden is en dat de natuur niet hard is, maar wel onverschillig. Het voorkomen van lijden bij wilde dieren door zwakke en zieke dieren, oude en aftakelende dieren of dieren die gewond zijn te schieten en het voorkomen van  verkeersslachtoffers en inteelt brengen mij ook weer oprechte voldoening, al gaat het soms gepaard met de dualiteit van het bewust nemen van een leven. Dat is niet iets dat je ‘zomaar’ doet omdat het vermaak biedt.

De jacht is in mijn ogen absoluut geen ‘hobby’ of vermakelijk tijdverdrijf, ondanks de recreatieve waarde van de jacht. Jager zijn is een bewuste levenshouding die vraagt om een kritische zelfbeschouwing en een sterke, op ethiek gerichte morele kompas. Ethiek is datgene waardoor de mens, en dus ook de jager, zichzelf bewust beperkt en matigt in zijn of haar handelen. Het is de drijfveer voor het jager zijn en datgene dat een jager tot een professional maakt, tot een vakkundige specialist. Een jager is elke minuut van de dag jager, leert altijd bij en haalt zijn of haar voldoening uit het bewust doorgronden van de levende wereld, ook buiten het jagen om.

Op die manier wordt het jager zijn een vrijwillige taak die met passie en levensvreugde wordt uitgevoerd door mensen in hun vrije tijd, naast hun baan. Hun betaling uit zich in dat wat ze oogsten, zowel de eigenlijke jachtbuit (vlees, huid, bot, de trofee en de producten van het dier) als de vruchten van hun handelen (gezonde populaties en gezonde dieren, voorkomen van landbouwschade, levenservaring, kennis, inzicht). Ze halen voldoening uit het genot van het buitenleven, de directe verbinding met de natuur, de kameraadschap van het jagen, het professioneel samenwerken met de hond, het altijd blijven leren in het veld en ook de mentale en spirituele rust die het jager zijn met zich mee brengt. Daar kan geen financiële compensatie tegenop.

Plato en Aristoteles in de Scuola d’Atene (door Raphael), Vaticaanse musea, Rome.
(Foto door auteur, 2008.)

Ethiek is de sleutel tot bewust en doelgericht jagen, het vormt de weidelijke jager en zorgt ervoor dat de jager zichzelf constant bevraagt, test en beperkt. Aristoteles zette in zijn Ethica Nicomachea al uiteen dat het vermogen tot ethisch denken en het ethisch verantwoord handelen de mens plezier schenkt. Oftewel: ethiek is datgene waaraan de mens oprecht plezier beleeft.5 In dat opzicht is een ethische jager dus toch een ‘plezierjager’, maar niet in de negatieve zin van het woord. Toch vermijd ik de term nog vaak, omdat ik door onwetenden waarschijnlijk in een negatief hokje zal worden geplaatst. Die onwetendheid is volgens Plato, naast wie Aristoteles in de Vaticaanse musea is afgebeeld, de echte bron van alle kwaad.6

  1. Zie bijvoorbeeld de negatieve berichtgeving door Animal Rights. ↩︎
  2. Kover 2010. ↩︎
  3. Zie o.a. Dahles 1997, Kowalsky 2010, Leopold 1989, Moling 2020, Ortega y Gasset 2007. ↩︎
  4. Kover 2010. ↩︎
  5. Moling 2020. ↩︎
  6. Zoals o.a. uiteen gezet in de Politeia. ↩︎